| 18143 |
bochel |
bochel:
bŭchel (Q014p Urmond),
bult:
böltj (Q014p Urmond),
pokkel:
pokkel (Q014p Urmond),
pŭkkels (Q014p Urmond),
pôkkel (Q014p Urmond)
|
bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 21864 |
bod |
bod:
bod (Q014p Urmond)
|
de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 29573 |
bodem |
bodem:
bǭi̯ǝm (Q014p Urmond)
|
De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.]
I-13
|
| 21300 |
boek |
boek:
book (Q014p Urmond)
|
boek [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 24569 |
boeket |
mei:
WBD/WLD
meij (Q014p Urmond)
|
Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 34105 |
boekpens |
bladermaag:
blāi̯ǝrmāx (Q014p Urmond)
|
De derde maag van de koe, de maag die van binnen vol vliezen zit. [N 28, 82; A 9, 11c]
I-11
|
| 32982 |
boekweit |
boekweit:
bōkǝntj (Q014p Urmond)
|
Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.]
I-4
|
| 20783 |
boekweitpannenkoek |
boekweitskoek:
bokes kook (Q014p Urmond)
|
boekweiten koek [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 19774 |
boenwas |
boenwas:
boenwas (Q014p Urmond)
|
de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 21301 |
boer |
boer:
boer (Q014p Urmond),
būr (Q014p Urmond),
dè boer (Q014p Urmond)
|
boer [SGV (1914)] || die [~ boer] [SGV (1914)] || Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.]
I-6, III-3-1
|