e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

Gevonden: 4486
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerderij, algemeen boerderij: burdǝrii̯ (Urmond) Het gehele complex, alle opstallen te samen genomen. De oorspronkelijke betekenis van hof is "binnenhof, omheinde ruimte"; hier is sprake van ellips uit hofstede, "hoeve". Onder bedrijf is de specifieke betekenis van "boerenbedrijf" te verstaan; het algemene gedoen heeft ook diezelfde specifieke betekenis. De betekenis van labeur en labeuring is hier het gehele complex van het boerenbedrijf, vaak met de bijbetekenis van "waar zwaar werk wordt gedaan"; vergelijk de lemma''s "boeren" (1.1.8) en "werken op de boerderij" (1.3.10). Vele benamingen die voor de boerderij in het algemeen zijn opgegeven, zoals winning en hof, komen ook terug onder de specifieke boerderijnamen, zoals "eigen hoeve" en "pachthoeve". De geografische uitgebreidheden van deze termen verschillen van begrip tot begrip. Zie de betrokken lemmata van deze paragraaf. Staai is oorspronkelijk de benaming van een bepaalde boerderij bij het veer in Wanssum; de benaming correspondeert aan stade, een afleiding van staan. Bij schans wordt aangetekend: "hoeve met water rondom"; bij kraam: $$speciale betekenis$$ "boerderij". Munkhof correspondeert met monnikhof, te verstaan als "abdijhoeve". Kaart 1 is een verzamelkaart; ook de samenstellingen met hof,geleg, plaats en winning van het lemma "grote boerderij" (1.1.2) zijn erin ondergebracht. [A 10, 2a; A 11, 4; L 1, a-m; L 12, 1; L 22, 1; L 38, 20 en 22; S 4; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 95; L 37, 11a] I-6
boerenkool kool: kèùl (Urmond), Syst. WBD  keu-öl (Urmond), krolmoes: krölmoos (Urmond), krulmoes: krolmoos (Urmond) [N Q (1966)]Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] || boerenkool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
boerenvlaai vlaai: vlaaj (Urmond) Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenwormkruid wormkruid: WBD/WLD  wormkroet (Urmond) Boerenwormkruid (tanacetum vulgare 50 tot 120 cm groot. De stengels groeien rechtop; de bladeren zijn geveerd met langwerpige, gezaagde slippen; de bloemen staan in knoopvormige hoofdjes, vele bijeen in een platte tros, straalbloemen ontbreken, geel gek [N 92 (1982)] III-4-3
boerenzwaluw, zwaluw boerenzwarbel: boeresjwarbel (Urmond), zwarbeltje: zwerbelke (Urmond, ... ), zwɛrbəlkəs (Urmond) boerenzwaluw (19 roodachtig keeltje; zeer puntige vorkstaart; nest van klei en sprietjes binnenin een schuur [N 09 (1961)] || zwaluw [SGV (1914)] || zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
boerin boerin: boerin (Urmond) de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)] III-3-1
boertig vies: vies (Urmond) met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)] III-1-4
boete boete: boetə (Urmond) een geldstraf [boete, kore, amende] [N 90 (1982)] III-3-1
boezem boezem: bozem (Urmond) boezem, ruimte tussen de borsten [N 10c (1961)] III-1-1
boezeroen boezeroen: boezeroen (Urmond), kamizool (<fr.): kamezoal (Urmond), kiel: keel (Urmond) boezeroen [SGV (1914)] || boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3