20637 |
boterham |
boterham:
bôtteram (Q014p Urmond),
Syst. WBD
boteram (Q014p Urmond),
smouer:
sjmouer (Q014p Urmond),
gesmeerde boterham
smauwər (Q014p Urmond)
|
Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
bam:
bam (Q014p Urmond),
Syst. WBD
bam (Q014p Urmond),
bammetje:
bammeke (Q014p Urmond)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20716 |
boterham met kaas |
kaasboterham:
kaesbôtteram (Q014p Urmond),
kasboterham:
Syst. WBD
kiès-boterham (Q014p Urmond)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
smouer:
Syst. WBD
smouer (Q014p Urmond)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
brood-weg:
brôôd-wêk (Q014p Urmond)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20885 |
boterhamworst |
schinkenworst:
boterhamworst
sjènkewoosj (Q014p Urmond)
|
hamworst /schinken- [N 06 (1960)]
III-2-3
|
20553 |
boterkussentje |
boterbabbelaar:
bootərbabbəléér (Q014p Urmond),
boter babbəléér (Q014p Urmond)
|
boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19549 |
boterpot |
roompot:
pot voor boter e.d.
raumpot (Q014p Urmond)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19517 |
botervlootje |
boterschotel:
bôttersjootel (Q014p Urmond),
boterschoteltje:
boterscheutelke (Q014p Urmond)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32948 |
botteriken |
ledders:
lø̜dǝrs (Q014p Urmond)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|