e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

Gevonden: 4486
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buurt buurt: buurt (Urmond), nabuur: noàber (Urmond) buurt (in de ~) [SGV (1914)] || het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten klenderen: klènjərən (Urmond), plenken: WNT: plenken, 3. ... in de gebuurte den avond al koutende doorbrengen.  plènken (Urmond) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] || de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] III-3-1
caleidoscoop caleidoscoop: kaleidoskoop (Urmond) Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)] III-3-2
calèche calche (fr.): kaléésj (Urmond) een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)] III-3-1
canadapopulier canada: WBD/WLD  kannədāā (Urmond) De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)] III-4-3
capuchon capuchon (fr.): capuchon (Urmond) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] III-1-3
carambole karbol: karbol (Urmond) Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)] III-3-2
carnavalsoptocht vastelavondsoptocht: vasteəlōͅvəsoͅptoͅx (Urmond) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] III-3-2
castagnetten kleppers: kleͅper (Urmond) De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)] III-3-2
castreren castreren: castreren (Urmond), knippen: knepǝ (Urmond), snijden: snii̯ǝn (Urmond), šnii̯ǝ (Urmond), šnii̯ǝn (Urmond) Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11, I-9