23261 |
de morgen luiden |
de morgensklok luiden:
mörgesklok (Q014p Urmond)
|
Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23475 |
de noodklok luiden |
luiden:
loeje (Q014p Urmond)
|
Het luiden van deze klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22735 |
de plank missen |
poedelen:
pudələ (Q014p Urmond)
|
De plank missen bij het kegelspel [henk, olie]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33926 |
de staart couperen |
zwensen:
swęnsǝn (Q014p Urmond)
|
Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d]
I-9
|
34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
opslaan:
opslǭn (Q014p Urmond)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|
18062 |
de stuipen hebben |
de stuipen hebben:
də stuupən höbbən (Q014p Urmond)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19859 |
de tafel dekken |
de tafel dekken:
də taofəl dèkkən (Q014p Urmond),
dekken:
dèèkə (Q014p Urmond)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleiken (Q014p Urmond)
|
het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
speulen (Q014p Urmond)
|
spoelen [SGV (1914)]
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
laten winnen:
lǭtǝ węnǝ (Q014p Urmond)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|