e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

Gevonden: 4486
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dobber stopje: stopke (Urmond) De kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper]. [N 88 (1982)] III-3-2
dochter dochter: dochter (Urmond, ... ), meidje: mēͅtjə (Urmond) (dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter [DC 03 (1934)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] III-2-2
dode lijk: liek (Urmond) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] III-2-2
dode tak stek: WBD/WLD  stek (Urmond) Een dode tak (stek). [N 82 (1981)] III-4-3
doedelzak doedelzak: doedelzak (Urmond) Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)] III-3-2
doek doek: dook (Urmond) doek [SGV (1914)] III-1-3
doelloos friemelen friemelen: friemələn (Urmond) haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)] III-1-2
dof, gedempt van geluid dof: dóf (Urmond) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif hoorn: haorən (Urmond), hoaren (Urmond), hŏren (Urmond), horen: hoaren (Urmond) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] || mannetjesduif [SGV (1914)] III-4-1
dokteren dokter zijn: doktər zeen (Urmond) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)] III-1-2