21846 |
onbeschaafd |
lomp:
loömp (Q222p Vaals)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21792 |
onbeschaamd |
onbeschaamd:
unbesjemd (Q222p Vaals)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
klare lucht:
kloar loud (Q222p Vaals)
|
wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24637 |
ondereinde van de stam |
vot:
vos van der schtam (Q222p Vaals)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18401 |
ondergoed |
onderwas:
oongerweisch (Q222p Vaals)
|
Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hemt (Q222p Vaals)
|
hemd, hemden (mv.) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
19395 |
onderkussen, peluw |
kopkussen:
koͅpkøsə (Q222p Vaals)
|
een hoofdpeluw (langwerpig kussen) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
17619 |
onderlip |
onderlip:
ongerlip (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals)
|
onderlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21282 |
onderwijzer |
leraar:
lieoror (Q222p Vaals)
|
onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
18947 |
ondeugend, stout |
ondeugend:
ondüjend (Q222p Vaals)
|
stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|