24293 |
paling, aal |
aal:
o-al (Q222p Vaals),
geen verschil
oəl (Q222p Vaals),
paling:
paling (recent) (Q222p Vaals)
|
aal, paling [DC 10 (1941)]
III-4-2
|
19434 |
pannen schuren |
afrijven:
v.b. de fornuisplaat moos nor jeschoert, jepoetst of aafjereëve weëdde
āfrīvə (Q222p Vaals),
poetsen:
v.b. de fornuisplaat moos nor jeschoert, jepoetst of aafjereëve weëdde
putsə (Q222p Vaals),
schuren:
šūrə (Q222p Vaals),
v.b. de fornuisplaat moos nor jeschoert, jepoetst of aafjereëve weëdde
šūrə (Q222p Vaals)
|
metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
30474 |
pannenstrijker |
kattetong:
katsǝtsoŋ (Q222p Vaals)
|
Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.]
II-9
|
30473 |
pannentang |
pannenkniptang:
panǝkneptsaŋ (Q222p Vaals)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoefel (Q222p Vaals)
|
Pantoffel. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men in uw dialect die met een opstaande achterkant? [DC 44 (1969)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
pap:
pap (Q222p Vaals)
|
pap [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
18406 |
parfum |
parfum:
parfum (Q222p Vaals)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18183 |
passen |
goed zitten:
t zits joed (Q222p Vaals)
|
nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pastu.ər (Q222p Vaals)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|
20685 |
patates frites |
frieten:
frietə (Q222p Vaals)
|
de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)]
III-2-3
|