28973 |
rijgen |
rijgen:
rięgǝ (Q222p Vaals)
|
Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.]
II-7
|
21269 |
rijkdom |
rijkdom:
rištom (Q222p Vaals)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
21476 |
rijksveldwachter |
police (fr.):
ənə pōlīs (Q222p Vaals)
|
een veldwachter [ZND B1 (1940sq)]
III-3-1
|
20816 |
rijp |
rijp:
rīēf (Q222p Vaals)
|
rijp [RND]
III-2-3
|
25186 |
rijp, rijmx |
rijf:
riefe (Q222p Vaals)
|
rijp, rijm [DC 48 (1973)]
III-4-4
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
rijs:
riezere (Q222p Vaals)
|
Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [N P (1966)]
I-7
|
17599 |
rimpels |
rimpels:
rēmpəl (Q222p Vaals),
rumpələ, rumpəl (Q222p Vaals),
rimpsels:
rumžələ, rumžəl (Q222p Vaals),
voren:
voôre, voôr (Q222p Vaals),
vouwen:
vau̯wə, vau̯w (Q222p Vaals)
|
een rimpel (op het voorhoofd) [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
18396 |
ring |
ring:
ene (R)ihngk-S-S (Q222p Vaals)
|
ring [GTP]
III-1-3
|
17587 |
ringbaard |
kinnebaard:
kinnebaat (Q222p Vaals)
|
ringbaard (visschersbaard) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
vimmen:
vämə (Q222p Vaals)
|
[ZND B2 (1940sq)]
I-7
|