18089 |
voetjicht |
voetjicht:
fosjisch (Q222p Vaals)
|
Voetjicht: soort jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet, vooral in het gewricht tussen middenvoetsbeentje en grote teen, podagra (voetje, pootje, kozijntje, voetjicht). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17778 |
voetzool |
zool:
sòəl (Q222p Vaals),
ṣŏël (Q222p Vaals)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24269 |
vogelmest |
vogelstront:
vowwelsjtrongs (Q222p Vaals)
|
vogelmest (douane) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
33620 |
vogelverschrikker |
vogel-scheuche:
vogelscheuche (Q222p Vaals)
|
kruis met lappen in de gedaante van een pop om vogels af te schrikken [DC 26 (1954)]
I-7
|
18229 |
voile |
sluier:
sjleer (Q222p Vaals)
|
lichte sluier die van een dameshoed afhangt [voile, vool, voel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25201 |
volle maan |
volle mond (du.):
volle mónt (Q222p Vaals)
|
schijngestalte van de maan: volle maan [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bīr (Q222p Vaals)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20313 |
volwassen, volgroeid |
erwassen:
erwasse (Q222p Vaals)
|
volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20174 |
voogd |
voogd:
voogd (Q222p Vaals)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)]
III-2-2
|