e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

Gevonden: 2360
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handrol, tuinrol wals: wals (Vaals), walsje: walsjǝ (Vaals) Een kleine rol voor gebruik in de tuin of op een klein perceel; deze rol wordt door een persoon voortgetrokken aan een touw dat op twee plaatsen aan het raam bevestigd is, of aan een met het raam verbonden steel met handgreep. Zie de afb. 85 en 86. [JG 1a; N 11A, 186a; A 40, 9f; div.] I-2
handschoen haas: [Moeilijk leesbaar]  hänš / häuš (Vaals) handschoen, twee handschoenen [ZND B1 (1940sq)] III-1-3
handspel hands (eng.): hens (Vaals) Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)] III-3-2
handveger, stoffer kwispel: kwispəl (Vaals, ... ) het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met stugge haren [DC 15 (1947)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met zachte haren [DC 15 (1947)] III-2-1
handvormsteen ringovensteen: re ̞ŋk˱ǫwǝntštē (Vaals  [(meervoud: re ̞ŋk˱ǫwǝntštęŋ)]  ) Volledig met de hand bewerkte en gevormde baksteen. Tegenwoordig verstaat men onder een handvormsteen ook een steen die op dezelfde wijze wordt gevormd als de handsteen vroeger, maar waarbij de bewerkingen volledig of gedeeltelijk machinaal gebeuren - Schuddinck, pag. 108. [N 30, 52b; N 98, 161; monogr.] II-8
hangslot kluister: kløstər (Vaals) hangslot [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
hansworst hampelmann (du.): hampeleman (Vaals) iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)] III-1-4
hard roepen hel roepen: häə röft hèl (Vaals) hij roept hard [ZND B2 (1940sq)] III-3-1
hard schreeuwen hel schreien: hell schreie (Vaals), mə mos hēl šrajə, zoͅns fərstēt ənos net (Vaals) hard schreeuwen; je moet - - anders verstaat hij ons niet [DC 03 (1934)] || Men moet hard schreeuwen, anders verstaat hij ons niet. Men: wordt dit woord wel gebruikt in uw dialect? Zoniet, door welk voornaamwoord wordt men weergegeven? [ZND 04 (1924)] III-3-1
hard, luid hel: hel (Vaals) hard (schreeuwen) [DC 38 (1964)] III-4-4