21280 |
joelen |
kwaken:
kwakke (Q222p Vaals)
|
zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
kuusje:
kusje (Q222p Vaals),
vogeltje:
vø.jəlšər (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals)
|
een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || vogeltje [ZND 04 (1924)]
III-4-1
|
24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
bloot:
bload (Q222p Vaals)
|
nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋt (Q222p Vaals),
jongt:
jongt (Q222p Vaals),
’t jonkt (Q222p Vaals),
klein diertje:
klang dieržə (Q222p Vaals)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)] || klein beestje [DC 37 (1964)]
I-11, III-4-2
|
34314 |
jong varken |
kuttens (mv.):
kytǝns (Q222p Vaals)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
24304 |
jonge brasem |
jonge brasem:
jong brasem (Q222p Vaals)
|
De jonge brasem is zilverglanzend (bleek, bliek) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
jɛŋšǝ (Q222p Vaals)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
20314 |
jonge vrouw |
jong wijf:
jonk wief (Q222p Vaals)
|
jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals)
|
jongen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
mens:
mensch (Q222p Vaals),
vriend:
frund (Q222p Vaals),
frönd (Q222p Vaals)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|