24393 |
koolwitje |
citroenenfalter:
tsietroeənəfaltewr (Q222p Vaals)
|
koolwitje [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
21499 |
kooppenning |
maquignonsgeld:
[verbastering van Fr. maquignon, 1. paardenkoper, (onbetrouwbare) veekoopman; -2. sjacheraar, koppelaar (?, rk)].
maŋkəljoŋsjeͅlt (Q222p Vaals)
|
kooppenning (bij het sluiten van een koop) [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
21411 |
kopen |
gelden:
jeldə (Q222p Vaals)
|
kopen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-3-1
|
19883 |
koper poetsen |
poetsen:
putsə (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals),
schuren:
šūrə (Q222p Vaals)
|
metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
een kontelebuits maken:
eŋə kŏntələbōtš māxə (Q222p Vaals)
|
over de kop buitelen (duikelen, voorover vallen) [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
20368 |
koppelen |
koppelen:
kopelen (Q222p Vaals)
|
koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19325 |
koppig |
stierig:
sjtierig (Q222p Vaals)
|
vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19326 |
koppig zijn |
stierig:
sjtierig (Q222p Vaals)
|
koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20617 |
korst |
korst:
kooəz (Q222p Vaals)
|
korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)]
III-2-3
|
17797 |
kort geknipt haar |
mekkie:
[<fr. maquis?]
mekie (Q222p Vaals)
|
overal kort geknipt hoofdhaar [tieters] [N 86 (1981)]
III-1-1
|