e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luid schreien beuken: beuke (Valkenburg), grijnen: griene (Valkenburg), huilen: hule (Valkenburg), janken: janke (Valkenburg), mitschen: meetsje (Valkenburg) krijten [SGV (1914)] || zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)] III-1-4
luiden luiden: de klok loewə (Valkenburg), loe-e (Valkenburg), loewe (Valkenburg) De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || luiden [SGV (1914)] || Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de mis add. misklok: mèsklok (Valkenburg, ... ) De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor een begrafenis begrafenisklok: begreffenisklok (Valkenburg) Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luier kindsdoek: kinsjdook (Valkenburg), luier: luier (Valkenburg) luier [SGV (1914)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2
luilak faulenzer (du.): voelentzer (Valkenburg), luierik: luierik (Valkenburg), ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)  luijərik (Valkenburg), vuiloor: voeloir (Valkenburg), voeloàr doa⁄ste bis (Valkenburg), cf, Schuermans  voeloir (Valkenburg) luiaard || luilak [DC 11], [ZND 01 (1922)] || luilak [~, die je bent] [SGV (1914)] III-1-4
luiportaal luiportaal: loewpertaol (Valkenburg) Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)] III-3-3
luisteren luisteren: løstere (Valkenburg) luisteren [SGV (1914)] III-1-1
luns leun: lø̜̄n (Valkenburg) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
lunsschijf schijf: šīf (Valkenburg) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64] II-11