e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

Gevonden: 5178
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braam bramen: brīǝ.mǝ(n) (Valkenburg) Rubus fruticosus L. Het bekende moeilijk te verwijderen doornige gewas in wegbermen, aan bosranden en dergelijke met tot 3 meter lange gestekelde takken, die vaak boogvormig overhangen, en zwarte (onrijp: rode) samengestelde smakelijke vruchtjes. De gewone braam bloeit van mei tot juli met witte tot roze bloempjes. Ook in cultuur om de eetbare vruchten. De vraag in de enquête van J. Goossens is gesteld vanwege de braamtakken in verband met de vervaardiging van korven. Deze worden gemaakt van strowissen en de lange taaie braamtakken die van hun doornen zijn ontdaan. [JG 1a, 1b; A 13, 5b; RND 82; monogr.] I-5
braambes bramelen: broamel (Valkenburg), broomel (Valkenburg, ... ), brōmələ (Valkenburg) braam(bessen) [RND] || braambes [DC 13 (1945)], [SGV (1914)] III-4-3
braambessen bramelen: brō.mǝlǝ (Valkenburg) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper bramentaats: brèèmetaatsj (Valkenburg), taats: naam voor de braamsluiper of grasmus  taatsch (Valkenburg) braamsluiper || braamsluiper (13 grauwbruin; graag in doornheggen; maakt doorzichtig sprietjesnest; zang begint met heel zacht muizegepiep en eindigt luider [juul-juul-juul-juul] [N 09 (1961)] III-4-1
braamstruik bramelenstruik: brōmelesjtrōēk (Valkenburg, ... ), bramen: brieëm (Valkenburg), brièèm (Valkenburg), (angelsaksisch preón, naald)  brièèm (Valkenburg), bramenblader: briëmeblaar (mv.) (Valkenburg), bramenstruik: van vruchten  brièmesjtroek (Valkenburg) braamstruik [SGV (1914)] || braamstruik (blad) || braamstruik, verwant met priem || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
braden braden: broae (Valkenburg) braden [SGV (1914)] III-2-3
braken kotsen: kotse (Valkenburg, ... ), kòtse (Valkenburg), spijen: schpieje (Valkenburg, ... ), sjpieje (Valkenburg) kotsen [SGV (1914)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
bramenvlaai bramelenvla: brommelevla (Valkenburg), Eigen phonetische  broomələvlaa (Valkenburg) Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3
brandblaar brandblaar: brandblaar (Valkenburg), brandblaor (Valkenburg, ... ), brenbloar (Valkenburg) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2
branden branden: de kachel brant (Valkenburg) brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1