20525 |
flensje |
pannenkoekje:
pannekeukskə (Q101p Valkenburg)
|
flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17989 |
flets |
kwatsetig:
kweetsetig (Q101p Valkenburg),
vaal:
vaal (Q101p Valkenburg)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] || geepsch (kwipsch) [SGV (1914)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
flikflooien:
flikkefloàre (Q101p Valkenburg),
hoven:
aut.: misschien van "hoofsch behandelen"?; mar.: zou kunnen; cf. WNT VI, kol. 1204 s.v. "hoven"D. 2. hoffelijk, galant zijn
euve (Q101p Valkenburg),
schmeigeln (du.):
schmeigele (Q101p Valkenburg)
|
flikflooien [SGV (1914)] || vleien || vleien, flikflooien
III-1-4
|
18912 |
flink; flinke persoon |
hel:
hel (Q101p Valkenburg)
|
geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg)
|
fluim [SGV (1914)] || fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
fluimen:
fluume (Q101p Valkenburg),
flūūme (Q101p Valkenburg)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fluisteren:
flustere (Q101p Valkenburg),
piezewieten:
pietjewiette (Q101p Valkenburg),
piezjewiete (Q101p Valkenburg),
smiezelen:
vgl. WNT: smoezelen (IV), 1. bedekt en zacht praten, smoezen.
šjchmiezələ (Q101p Valkenburg),
stilletjes zeggen:
stillekes zekke (Q101p Valkenburg)
|
fluisteren [DC 16 (1948)], [ZND 30 (1939)] || lispelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
floar (Q101p Valkenburg),
flūr (Q101p Valkenburg)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
33528 |
framboos |
framboos:
framboos (Q101p Valkenburg),
frambòòs (Q101p Valkenburg)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24084 |
franciscaan |
bruine pater (lat.):
nne broene pater (Q101p Valkenburg)
|
Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|