22641 |
met een drijftol spelen |
kokkerellen:
koekerelle (Q101p Valkenburg),
koekerellen (Q101p Valkenburg),
met de dop spelen:
met den dob speele (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven]? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
22760 |
met een priktol spelen |
doppen:
dobbe (Q101p Valkenburg),
kokkerellen:
koekerelle (Q101p Valkenburg),
met de dop spelen:
met den dob speele (Q101p Valkenburg),
tollen:
tollen (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [een stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid]? [DC 24 (1953)] || Met den tol spelen.
III-3-2
|
32751 |
met een voor spitten |
een voor graven:
ǝn vōr [graven] (Q101p Valkenburg)
|
Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.]
I-1
|
17946 |
met grote stappen lopen |
greiden:
greije (Q101p Valkenburg),
grote stappen maken:
groite schtep maake (Q101p Valkenburg),
stappen:
stuppen (Q101p Valkenburg)
|
stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20570 |
met kleine hapjes eten |
pikken:
pĭĕkkə (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
bizǝ (Q101p Valkenburg)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34003 |
met paard en kar rijden |
varen:
vārǝ (Q101p Valkenburg)
|
[JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.]
I-10
|
34004 |
met paard en koets rijden, paardrijden |
rijden:
rīǝ (Q101p Valkenburg)
|
Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.]
I-10
|
19062 |
met tegenzin |
tegen wil en dank:
tege wil en dank gehouwe (Q101p Valkenburg),
tege wil en dank gesjlage (Q101p Valkenburg)
|
tegen heug en meug [SGV (1914)]
III-1-4
|
25101 |
met tussenpozen regenen |
buien:
buuien (Q101p Valkenburg)
|
regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|