33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
alleen in samenstelling, b.v. ilber, oalber
ber (in samenstellingen) (Q101p Valkenburg),
bes:
bes (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
wiemer:
wiemer (Q101p Valkenburg)
|
bessen [SGV (1914)] || Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)]
I-7
|
21471 |
betalen |
over de brug komen:
över de brök komme (Q101p Valkenburg)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
beteutert (Q101p Valkenburg),
verbluft:
verblüff (Q101p Valkenburg)
|
beteuterd [SGV (1914)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
bətrékkə (Q101p Valkenburg),
de loch betrek (Q101p Valkenburg)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18378 |
beugeltas |
beugeltas:
beugeltesch (Q101p Valkenburg)
|
tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24561 |
beuk |
beuk:
beuk (Q101p Valkenburg),
-
beuk (Q101p Valkenburg),
harrenkop:
soort beuk
harrekop (Q101p Valkenburg)
|
beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
beukeneutsjes (Q101p Valkenburg)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
21023 |
beurs |
murg:
murg (Q101p Valkenburg)
|
murw
III-2-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
faux:
n foekke pèèr: een rotte peer
foek (Q101p Valkenburg),
fauxcas:
foekak (Q101p Valkenburg),
murg:
murg (Q101p Valkenburg)
|
beurs || overrijp, murw [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
bevallen:
bevalle (Q101p Valkenburg),
een kind krijgen:
e kint krīēge (Q101p Valkenburg)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|