e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuchter beschaamd: besjeèmp (Valkenburg), bleu: bleu (Valkenburg), ps. omgespeld volgens Frings.  blø͂ͅe (Valkenburg) bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || bloode [SGV (1914)] III-1-4
schudden van vruchten schuddelen: sjöddele (Valkenburg, ... ) Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)] I-7
schuier borstel: beurschtel (Valkenburg, ... ), klederborstel: kleierbeursjtel (Valkenburg), kleerborstel  kleierbörschtel (Valkenburg) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)] III-2-1
schuifgrendel schoude: schaw (Valkenburg), sjauw (Valkenburg), sjaw (Valkenburg), sjou (Valkenburg), sjuif (Valkenburg), schuif: schüüf (Valkenburg), sjuuf (Valkenburg, ... ), ps. alles letterlijk overgenomen!  schuu‧‧f (Valkenburg) grendel, schuif || schuifgrendel [N 07 (1961)] III-2-1
schuifje van de biechtstoel schuifje: sjuufke (Valkenburg) Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)] III-3-3
schuimlepel schuimlepel: šūǝmlę̄pǝl (Valkenburg) Een grote lepel met gaatjes waarmee de gist wordt afgeschuimd. Zie afb. 12. Uit de opgaven van L 290 ("gistschup") en L 318 ("gistlepel") blijkt dat de schuimlepel ook werd gebruikt om gist aan te zetten. Zie daarom ook het lemma ''gistlepel''. Volgens de zegsman uit Q 95 was de schuimlepel gemaakt van rood koper. [N 35, 64; monogr.] II-2
schuimspaan schuimlepel: sjuumlêpel (Valkenburg), schuimspaan: sjoemschpaan (Valkenburg) schuimspaan [SGV (1914)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)] III-2-1
schuld schuld: schjuld (Valkenburg), sjout (Valkenburg) Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)] || schuldig [SGV (1914)] III-3-1
schuld zonder papieren handschuld: ein handschjuld (Valkenburg) schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)] III-3-1
schuldig (zijn) schuldig (zijn): sjöldig (Valkenburg) schuldig [SGV (1914)] III-3-1