18844 |
schuchter |
beschaamd:
besjeèmp (Q101p Valkenburg),
bleu:
bleu (Q101p Valkenburg),
ps. omgespeld volgens Frings.
blø͂ͅe (Q101p Valkenburg)
|
bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|
33586 |
schudden van vruchten |
schuddelen:
sjöddele (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
19565 |
schuier |
borstel:
beurschtel (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
klederborstel:
kleierbeursjtel (Q101p Valkenburg),
kleerborstel
kleierbörschtel (Q101p Valkenburg)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19501 |
schuifgrendel |
schoude:
schaw (Q101p Valkenburg),
sjauw (Q101p Valkenburg),
sjaw (Q101p Valkenburg),
sjou (Q101p Valkenburg),
sjuif (Q101p Valkenburg),
schuif:
schüüf (Q101p Valkenburg),
sjuuf (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
ps. alles letterlijk overgenomen!
schuu‧‧f (Q101p Valkenburg)
|
grendel, schuif || schuifgrendel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
23385 |
schuifje van de biechtstoel |
schuifje:
sjuufke (Q101p Valkenburg)
|
Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25804 |
schuimlepel |
schuimlepel:
šūǝmlę̄pǝl (Q101p Valkenburg)
|
Een grote lepel met gaatjes waarmee de gist wordt afgeschuimd. Zie afb. 12. Uit de opgaven van L 290 ("gistschup") en L 318 ("gistlepel") blijkt dat de schuimlepel ook werd gebruikt om gist aan te zetten. Zie daarom ook het lemma ''gistlepel''. Volgens de zegsman uit Q 95 was de schuimlepel gemaakt van rood koper. [N 35, 64; monogr.]
II-2
|
19555 |
schuimspaan |
schuimlepel:
sjuumlêpel (Q101p Valkenburg),
schuimspaan:
sjoemschpaan (Q101p Valkenburg)
|
schuimspaan [SGV (1914)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21370 |
schuld |
schuld:
schjuld (Q101p Valkenburg),
sjout (Q101p Valkenburg)
|
Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)] || schuldig [SGV (1914)]
III-3-1
|
21674 |
schuld zonder papieren |
handschuld:
ein handschjuld (Q101p Valkenburg)
|
schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21369 |
schuldig (zijn) |
schuldig (zijn):
sjöldig (Q101p Valkenburg)
|
schuldig [SGV (1914)]
III-3-1
|