20563 |
borrel |
drupje:
drupke (Q101p Valkenburg),
dröpkə (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
schnaps-je:
schnepske (Q101p Valkenburg)
|
borrel || borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24981 |
borrelen (van water) |
borrelen:
borrələ (Q101p Valkenburg)
|
bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19563 |
borrelglaasje |
drupjesglaasje:
drupkesglèèske (Q101p Valkenburg),
drupjesglas:
dröpkesglaas (Q101p Valkenburg),
schopje:
klein glaasje of staandertje
šøͅpkə (Q101p Valkenburg)
|
drinkglas [RND] || jeneverglaasje || jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǫrš (Q101p Valkenburg)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
19497 |
borstel |
bezempje:
bessemke (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
borstel:
beursjtel (Q101p Valkenburg),
beurstel (Q101p Valkenburg),
kwast:
kwas (Q101p Valkenburg),
schuurborstel:
schoerbörstel (Q101p Valkenburg),
sjoerbeursjtel (Q101p Valkenburg)
|
borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
pinhaar:
pinhoar (Q101p Valkenburg),
varkenshaar:
verkeshaor (Q101p Valkenburg),
verkeshoar (Q101p Valkenburg)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30171 |
borstelwerk |
borstelvoeg:
bø̜rštǝlvōx (Q101p Valkenburg)
|
Wijze van voegen waarbij het oppervlak van de voeg een ruwe structuur vertoont. De voeg wordt daartoe eerst met mortel meer dan volgezet, vervolgens met de zijkant van de voegspijker gelijk met de voorkant van de steen afgestreken en tot slot met een borstel afgeborsteld. Voegen die op deze wijze waren gemaakt werden in Q 83 'Hollandse voegen' genoemd. Ze waren volgens de zegsman slecht van kwaliteit. [N 32, 34c; monogr.]
II-9
|
17765 |
borstkas |
borst:
borsj (Q101p Valkenburg),
borstkas:
borsjkas (Q101p Valkenburg)
|
borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33988 |
borstnet |
borstnet:
bǫrstnęt (Q101p Valkenburg),
bǫršnet (Q101p Valkenburg)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
trekhaam:
trękhām (Q101p Valkenburg),
trekriem:
trękrēm (Q101p Valkenburg)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|