20189 |
zoon |
jong:
jong (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening
jong (Q101p Valkenburg),
zoon:
zoon (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
20826 |
zout |
zout:
zaawt (Q101p Valkenburg),
zaut (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
zawt (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
zout (Q101p Valkenburg)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19528 |
zoutvat |
zouttromp:
zauttromp (Q101p Valkenburg)
|
houten bak, gedraaide nap, waarin het zout in de keuken bewaard wordt
III-2-1
|
19222 |
zuchten |
kuimen:
kūūme (Q101p Valkenburg),
oude kuimschotel:
n auw kuumsjotel (Q101p Valkenburg),
zuchten:
zuchte (Q101p Valkenburg),
zöchte (Q101p Valkenburg)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuiken:
soeken (Q101p Valkenburg),
zoeke (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
zōēke (Q101p Valkenburg)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21324 |
zuinig |
nauw:
nej (Q101p Valkenburg),
zuinig:
zunig (Q101p Valkenburg)
|
zuinig [SGV (1914)]
III-3-1
|
20845 |
zult, preskop |
perskop:
pèèrschkop (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
preskop:
gekookt in stukken gesneden in gelei (gestold kooknat)
preskop (Q101p Valkenburg)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zwijnskop in gelei
III-2-3
|
20518 |
zure haring |
rolmops:
rolmops (Q101p Valkenburg)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18032 |
zure oprisping |
maagzuur:
maagzoer (Q101p Valkenburg),
zure rups:
zoere röpsch (Q101p Valkenburg),
zuur:
t zoer (Q101p Valkenburg),
t zōēr (Q101p Valkenburg),
zuurbranden, het -:
et zoerbrenne höbbe (Q101p Valkenburg),
zoerbrenne höbe (Q101p Valkenburg),
zōēr branne (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
24882 |
zuring (alg.) |
surelle (fr.):
(fr. surelle, surette; hgd. Sauerampfer)
sorrèl (Q101p Valkenburg)
|
zuring
III-4-3
|