20414 |
peetoom |
peetoom:
peitoem (L268p Velden),
peter:
paeter (L268p Velden),
peiter (L268p Velden),
pèter (L268p Velden, ...
L268p Velden),
peteroom:
paeteroeme (L268p Velden)
|
peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
geul:
geul (L268p Velden, ...
L268p Velden,
L268p Velden),
geuletant:
geule-tant (L268p Velden, ...
L268p Velden),
geultant:
geultant (L268p Velden),
meter:
meiter (L268p Velden),
peettant:
peittant (L268p Velden)
|
meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
26039 |
penbalk |
pinbalk:
pinbalk (L268p Velden)
|
De zware balk waar de pensteen op rust. Zie ook afb. 48. [N O, 29b; N O, 45c; A 42A, 89; A 42A, 17; monogr.]
II-3
|
19400 |
pendule |
pendule:
penduul (L268p Velden)
|
Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17717 |
penis |
lul:
lul (L268p Velden),
piemel:
piemel (L268p Velden),
pisser:
pisser (L268p Velden)
|
[N 10c (1961)]
III-1-1
|
34103 |
pens |
pens:
pɛns (L268p Velden)
|
De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15]
I-11
|
26233 |
pensteen |
pinsteen:
pinsteen (L268p Velden)
|
De steen op de penbalk waarin het achtereinde van de molenas en in het bijzonder de daaraan bevestigde ijzeren pin, de taats, draait. De pensteen is in het algemeen uit een harde steensoort vervaardigd en kent een halfcilindervormige uitsparing. Zie ook afb. 47 en 48. [N O, 29a; A 42A, 88]
II-3
|
20842 |
peper |
peper:
paeper (L268p Velden),
pèpər (L268p Velden),
pèèper (L268p Velden)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
17911 |
persen |
arbeid krijgen:
arbeid krijgen (L268p Velden),
persen:
persen (L268p Velden),
pàrse (L268p Velden),
werken:
werken (L268p Velden)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || persen [SGV (1914)]
I-11, III-1-2
|
33566 |
perzik |
peers:
pirs (L268p Velden)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|