e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sjoelen sjoelen: sjoële (Veldwezelt) het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken] [N 112 (2006)] III-3-2
sla, algemeen salade: slōͅI (Veldwezelt) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan houwen: geslaoge= van een klok  bōnt ɛn blou gəhouə (Veldwezelt) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
slag slag: Gewoon  sloag in t gəzich (Veldwezelt), Plat  sloag op z`n bakkes (Veldwezelt), sloag op z`n môûl (Veldwezelt) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
slecht gesneden hengst piet: pet (Veldwezelt) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht mens, slechte kerel bandiet: bandiet (Veldwezelt), deugniet: dèugeneet (Veldwezelt), vagebond: vageboont (Veldwezelt) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-1-4
slechte speler pfuschelaar (<du.): fotsjelèèr (Veldwezelt) een slechte speler [kruk] [N 112 (2006)] III-3-2
slechtvalk valk: vdBerg; omgesp.  valək (Veldwezelt) valk: slechtvalk (40 grote uitgave van boomvalk [083]; alleen op trek en s winters; vangt grote vogels hoog in de lucht; zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
sleepcultivator, veertandeg veer[eg]: vē̜r[eg] (Veldwezelt) Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10] I-2
sleeën sleen: slèje (Veldwezelt) met de ijsslee rijden [narren, sleeën] [N 112 (2006)] III-3-2