22477 |
sjoelen |
sjoelen:
sjoële (Q091p Veldwezelt)
|
het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slōͅI (Q091p Veldwezelt)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17870 |
slaan |
houwen:
geslaoge= van een klok
bōnt ɛn blou gəhouə (Q091p Veldwezelt)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
17871 |
slag |
slag:
Gewoon
sloag in t gəzich (Q091p Veldwezelt),
Plat
sloag op z`n bakkes (Q091p Veldwezelt),
sloag op z`n môûl (Q091p Veldwezelt)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
piet:
pet (Q091p Veldwezelt)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
bandiet:
bandiet (Q091p Veldwezelt),
deugniet:
dèugeneet (Q091p Veldwezelt),
vagebond:
vageboont (Q091p Veldwezelt)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
22337 |
slechte speler |
pfuschelaar (<du.):
fotsjelèèr (Q091p Veldwezelt)
|
een slechte speler [kruk] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24243 |
slechtvalk |
valk:
vdBerg; omgesp.
valək (Q091p Veldwezelt)
|
valk: slechtvalk (40 grote uitgave van boomvalk [083]; alleen op trek en s winters; vangt grote vogels hoog in de lucht; zeldzaam [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32811 |
sleepcultivator, veertandeg |
veer[eg]:
vē̜r[eg] (Q091p Veldwezelt)
|
Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10]
I-2
|
22345 |
sleeën |
sleen:
slèje (Q091p Veldwezelt)
|
met de ijsslee rijden [narren, sleeën] [N 112 (2006)]
III-3-2
|