e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

Gevonden: 1746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boomkruiper boomlopertje: vdBerg; omgesp.  bōmlēpərkə (Veldwezelt) boomkruiper (12,5 net een muis die tegen boomstammen opkruipt; dun krom bekje; nest in spleten en gaatjes; roep kort hoog [tiet, tiet, tiet]; zang kort tiereliertjen [N 09 (1961)] III-4-1
boomleeuwerik liewerk: vdBerg; omgesp.  li’wɛrək (Veldwezelt) leeuwerik: boomleeuwerik (15 alleen in droog terrein (bijv. hei niet veel op trek; zang is heel helder, klokjesachtig [lululululu] [N 09 (1961)] III-4-1
boompieper bosliewerk: bosliewerk (Veldwezelt), piepertje: vdBerg; omgesp.  pipərkə (Veldwezelt) boompieper || boompieper (15 net een verkleinde uitgave van zanglijster [019]; alleen op droog, open terrein met bomen; zang kanarieachtig in een korte stijg- en daalvlucht; niet zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
boomvalk valk: vdBerg; omgesp.  valək (Veldwezelt) valk: boomvalk (38 zomervogel met zeer lange spitse vleugels, zwarte pet en knevels, rossige broek; jaagt snel hoog in de licht; is niet algemeen; broedt in alleenstaande bomen [N 09 (1961)] III-4-1
boomvruchten stelen pikken: freet pikke (Veldwezelt) boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen] [N 112 (2006)] III-3-2
boomwagen veer: vɛr (Veldwezelt) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen boon: bun (Veldwezelt) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
bord telloor: təlēr (Veldwezelt) bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] III-2-1
borg blijven borg blijven: bĕrg blieve viër iemes (Veldwezelt), börg blieven (Veldwezelt) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borst borst: buǝ.s (Veldwezelt) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9