id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18122 | nijdnagel | ijwortel: ijwottels (Velm) | ik heb twee nijdnagels (bijwas langs de vingernagel; Fr. envie) [ZND 05 (1924)] III-1-2 |
19455 | noodbed, kermisbed | paljas: paljas (Velm) | noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)] III-2-1 |
21651 | notariskosten | schrijfgeld: ps. omgespeld volgens Frings. sxreͅifgeͅlt (Velm) | gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
18334 | nylonkous | nylonkous: neloŋ koͅəsə (Velm) | nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3 |
24903 | ochtend (vanmorgen | ochtend: veur den noen (Velm) | s morgens) [ZND 39 (1942)] III-4-4 |
24900 | ogenblikje, korte tijd, eventjes | beetje: bittsje (Velm), e bitje (Velm), minuut: inne minuut (Velm), moment: moment (Velm), ogenblikje: oeëgenblikske (Velm) | een ogenblikje [ZND 04 (1924)] || even [ZND 34 (1940)] III-4-4 |
23227 | oksaal | doksaal: kərieus doksoel (Velm), oksaal: e schoeën oksooël be inne nieven eurgel (Velm) | Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] III-3-3 |
26677 | oliemolen | slagmolen: slax[molen] (Velm) | Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3 |
33792 | omhulsel van het teellid | sluis: slās (Velm) | Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9 |
18188 | omslagdoek (alg.) | neusdoek: neuzek (Velm), nøzək (Velm) | Doek, die om de schouders wordt geslagen (fr. châle). [ZND 05 (1924)] || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3 |