e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velm

Overzicht

Gevonden: 1871

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal pulpkot: pø̜lǝpkǫt (Velm), voederij: [voederij] (Velm) De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c] I-6
bewolking wolkenlucht: wolkenlucht  woͅləkə loͅxt (Velm) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bezem bessem: bɛsǝm (Velm), bezem: bɛsəm (Velm) bezem [RND] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b] I-4, III-2-1
bezemsteel bezemsteel: bɛsəmstēl (Velm), steel: stēͅl (Velm) bezemsteel [RND] || de steel van een bezem, van een bloem [ZND 07 (1924)] III-2-1
bieden bieden: bīə (Velm) bieden [RND] III-3-1
bier bier: béér (Velm), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a  bier (Velm) bier [RND], [ZND 06 (1924)] III-2-3
biestmelk biestmelk: bismɛlǝk (Velm) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11
bietenplantjes uitdunnen kappen: kapǝ (Velm), op maat zetten: ǫp moǝt zętǝ (Velm) Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2] I-5
bietensnijbak voerbak: vui̯ǝrbak (Velm) Voordat er bietenmolens op de boerderij kwamen werden de bieten kleingesneden met een lang mes boven een bak. In dit lemma staan de benamingen voor die bak bijeen. Vergelijk ook het lemma Strosnijbak, in afl. I.4. In L 159a wordt dat mes het mangelmes genoemd; in Q 18: een es. Hutsel, in hutselkist: hutsel is in het plaatselijke dialect een stuk biet. Bij tobbe wordt aangetekend dat de bak lijkt op een waston. [N 5A, 34d] I-5
bietenveld veld rapen: vęlt rǭǝpǝ (Velm) Met bieten of rapen bezaaid stuk land. [L 41, 2; monogr.] I-5