18605 |
balein |
balein:
bleͅijən (P174p Velm)
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33427 |
balken van de zolder boven de dorsvloer |
bolderhouters:
bø̜ldǝrǫu̯ǝtǝrs (P174p Velm)
|
De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.]
I-6
|
18322 |
bandschort met borststuk |
voordoek:
vörək (P174p Velm)
|
schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18848 |
bangerik |
bangschijt:
bangscheet (P174p Velm),
bleue, een -:
bluuë (P174p Velm)
|
Bloodaard, bangerik, enz. [ZND 05 (1924)]
III-1-4
|
21633 |
bankbiljet |
biljet:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə bleͅt (P174p Velm),
briefje:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə brəfkə (P174p Velm)
|
bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18613 |
baret |
bret (fr.):
bareͅ (P174p Velm)
|
baret [flat, floets] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
baerəvuits (P174p Velm),
berrəvuts (P174p Velm)
|
barrevoets [ZND 19 (1936)] || blootvoets [RND]
III-1-3
|
19487 |
beddenbak, ressortbak |
ledikant:
lødəkant (P174p Velm)
|
Houten gedeelte van een bed (Nederl. ledikant; Fr. bois du lit) [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
19754 |
beddenlaken |
beddenlaken:
beddelaken (P174p Velm)
|
Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|