18548 |
omslag van de broek |
omslag:
umslaag (L271p Venlo)
|
de omslag van de broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
31423 |
omslagboor |
zwengelboor:
zweŋǝlbǭr (L271p Venlo)
|
Houtboor met een houten of metalen C-vormige booromslag waarmee een draaiende beweging wordt gegeven aan het boorijzer. Zie ook het lemma ɛomslagboorɛ in Wld II.11, pag. 84.' [N 53, 160c; monogr.]
II-12
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
neusdoek:
nuisdook (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
vroeger
nuižek (L271p Venlo),
omslagdoek:
umslaagdook (L271p Venlo),
sjaal:
sjaal (L271p Venlo)
|
omslagdoek || omslagdoek voor vrouwen || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
sjaal:
sjaal (L271p Venlo)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25013 |
omtrek, omvang |
omtrek:
umtrek (L271p Venlo),
umtrék (L271p Venlo)
|
de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33651 |
omwalde akker |
hof:
hǭf (L271p Venlo),
hofje:
hø̜̄fkǝ (L271p Venlo),
kamp:
kamp (L271p Venlo)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
34211 |
omweiden |
omdrijven:
ømdrīvǝ (L271p Venlo)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25087 |
onbelangrijk |
beetje:
bietje (L271p Venlo),
koeveloek:
koeveloek (L271p Venlo),
min:
min (L271p Venlo),
niet gewichtig:
neet gewichtig (L271p Venlo),
onbelangrijk:
ónbəlàngrĭĕk (L271p Venlo),
weinig:
weinig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || niet veel beduidend || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)] || weinig [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
21845 |
onbeleefd |
bot:
bót (L271p Venlo),
onbeleefd:
onbelaef (L271p Venlo),
onbəlèèf (L271p Venlo),
ônbelaef (L271p Venlo)
|
niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21846 |
onbeschaafd |
boers:
bōērs (L271p Venlo),
lomp:
lómp (L271p Venlo),
lômp (L271p Venlo),
onbeschoft:
onbeschoef (L271p Venlo),
ónbəschōēf (L271p Venlo),
ônbeschoef (L271p Venlo)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|