34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
liem:
liǝm (L271p Venlo),
liemes:
limǝs (L271p Venlo)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
roope (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
rope (L271p Venlo),
rôope (L271p Venlo),
schreeuwen:
schrīēəwə (L271p Venlo)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen [SGV (1914)] || roepen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
schuifelen:
sxȳfǝlǝ (L271p Venlo)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|
21652 |
roeper |
afslager:
aafslager (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24034 |
roeping |
roeping:
rooping (L271p Venlo)
|
Roeping. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (L271p Venlo)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
metje:
mɛtjǝ (L271p Venlo),
sik, sik:
sik, sik (L271p Venlo),
sik, sik, sik:
sik, sik, sik (L271p Venlo)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
mek, mek:
mɛk, mɛk (L271p Venlo)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
28568 |
roer |
roer:
rūr (L271p Venlo)
|
Dysentrie of diarree. Wanneer de bijen te lang moeten overwinteren door koud weer, kan het zijn dat de reinigingsvlucht niet plaatsvindt. De afvalstoffen hopen zich op in de endeldarm. De bijen zien zich genoodzaakt zich te ontlasten in de woning met als mogelijk gevolg buikloop. Tegenwoordig wint de mening terrein dat roer geen aparte ziekte is, maar een begeleidend verschijnsel van de ziekte nosema (De Roever, pag. 439). [N 63, 71a; Ge 37, 204]
II-6
|
24236 |
roerdomp |
roerdomp:
roerdômp (L271p Venlo),
o bijna oo
roerdomp (L271p Venlo)
|
roerdomp [SGV (1914)] || roerdomp (76 bruingestreepte, geheimzinnige rietvogel die in het voorjaar een ver hoorbaar geluid laat horen [ehh-hóémmmmm], lijkend op loeien van een koe of geluid van een misthoorn; er is nog een kleine soort die blaft als een hondje [N 09 (1961)]
III-4-1
|