24265 |
vink |
boekvink:
bookvink (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
graszak:
grasvink
graaszak (L271p Venlo),
vink:
vink (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
vinkje:
vinkske (L271p Venlo)
|
boekvink || Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink || vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] || vink, soort
III-4-1
|
22671 |
viool |
viool:
fijūl (L271p Venlo),
fioeël (L271p Venlo),
fiūl (L271p Venlo),
vioël (L271p Venlo)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] || Viool (instrument). || Viool.
III-3-2
|
22905 |
viool add. |
darmkietelaar:
[Met afbeelding].
dermkiedelaer (L271p Venlo)
|
Spotnaam voor violist.
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
viooltje:
fiuuëlke (L271p Venlo)
|
I-7
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
visch (L271p Venlo),
vissche (L271p Venlo),
ein zootje visch: "een portie vis
visch (L271p Venlo)
|
vis || visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24402 |
visaas |
aas:
aos (L271p Venlo),
oas (L271p Venlo),
schoraas:
schaoraos (L271p Venlo)
|
aas [SGV (1914)] || wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
32118 |
visbekprofiel |
gebroken-kantprofiel:
gǝbrǭkǝ kantprofil (L271p Venlo)
|
Profiellijst met een driehoekige inkeping. Zie ook het lemma ɛafschuiningɛ, pag. 42' [N 54, 67d, add.]
II-12
|
22413 |
vishengel |
garde:
gaerd (L271p Venlo),
gaert (L271p Venlo),
gɛ̄rt (L271p Venlo),
(ê langer aanhouden).
gêrt (L271p Venlo),
hengel:
heŋəl (L271p Venlo),
visgarde:
vischgaerd (L271p Venlo),
visgaerd (L271p Venlo),
visgaert (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
vislijn:
veslin (L271p Venlo)
|
1. Hengel. || hengel [SGV (1914)] || Hengelroede. || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] || Vishengel.
III-3-2
|
22852 |
viskorf |
viskaar:
vischkaar (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
beun (vischkast) [SGV (1914)]
III-3-2, III-4-2
|
22646 |
vissen |
vissen:
vissche (L271p Venlo)
|
visschen (ww.) [SGV (1914)]
III-3-2
|