e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weegtoestel schaal: sxǭl (Venlo) Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e] II-1
week in de muil zacht: zāx (Venlo) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weekdienst weekdienst: waekdeens (Venlo), weekdeens (Venlo) Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)] III-3-3
weelde weeld: (ê lang).  wêld (Venlo), weelde: (ê lang).  wêlde (Venlo) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weer naar het jaargetijde schone nazomer: Mooie herfst.  schoëne naozomer (Venlo), zachte winter: Zachte winter.  zaachte winter (Venlo) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerbarstig dwars: dwars (Venlo), lastig: lastig (Venlo), wars: waers (Venlo) zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
weerborstel weerborstel: waerburstel (Venlo), waerbörstel (Venlo, ... ) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten weerlichten: waerleechte (Venlo, ... ), waerleegte (Venlo), waerlichte (Venlo), waerligte (Venlo), weerleegte (Venlo), wèèrleechte (Venlo), wéér leegte (Venlo), wéérleechte (Venlo, ... ), wéérleechtə (Venlo), wéérlèèchtə (Venlo), ⁄t waerlich (Venlo) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || bliksemen, weerlichten || weerlichten III-4-4
weerlichtx weerlicht: ut waerleech (Venlo), waerlech (Venlo), waerleech (Venlo, ... ), wéérleech (Venlo), wéérleecht (Venlo), wéérlèèch (Venlo), zeebrand: ziĕĕbrand (Venlo), ziëbrand (Venlo, ... ) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || weerlicht || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: waer (Venlo, ... ), wèar (Venlo), wèr (Venlo), wêr (Venlo), ps. boven de ‰ staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.  wēr (Venlo) weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4