e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zadel zadel: zādǝl (Venlo) Het zadel wordt door de smid gebruikt om ijzer zuiver rond of veelhoekig af te smeden. Het bestaat doorgaans uit twee delen: het onderzadel en het bovenzadel. Het onderzadel is een klein aambeeldje waarvan de baan een half-cilindrische uitholling heeft. Het werktuig wordt met zijn pinvormig uitlopende onderzijde in het aambeeldgat geplaatst. Ook de baan van het bovenzadel is half-cilindrisch uitgehold. Aan dit werktuig is doorgaans een steel bevestigd. Bij het werken met boven- en onderzadel houdt de smid met zijn rechterhand de steel van het bovenzadel vast en met zijn linkerhand de smeedtang met het in het onderzadel rustende werkstuk. De smidsknecht slaat vervolgens met de voorhamer op de bovenzijde van het bovenzadel. Zie ook afb. 32. [N 33, 47; N 33, 51-52] II-11
zagen zagen: zāgǝ (Venlo) In het algemeen werken met een zaag. Zie ook het lemma ɛzagerɛ.' [N 50, 88; N 53, 21a; monogr.] II-12
zak in de onderrok rokkentas: rokketès (Venlo), tas: tes (Venlo), tès (Venlo) zak in de onderrok [rokketes, moederkenszak] [N 24 (1964)] III-1-3
zak in kledingstuk tas: tes (Venlo) zak in kledingstuk III-1-3
zak met klep kleptas: klep tes (Venlo) een zak met een klep [N 59 (1973)] III-1-3
zak op een schort tas: tes (Venlo), tès (Venlo) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3
zakdoek snotterlapje: ∂snotterlepke (Venlo), tassendoek: ∂tessendook (Venlo), zakdoek: zaddook (Venlo), zakdook (Venlo, ... ), ∂zakdook (Venlo) neusdoek [SGV (1914)] || zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] III-1-3
zakdoek: pochette lefdoekje: lefdoekje (Venlo) pochette III-1-3
zakgeld traktement: traktement (Venlo, ... ), zakgeld: zakgeld (Venlo, ... ), zondaggeld: zôndaaggeld (Venlo), zondagscenten: zôndaagscente (Venlo), zôndaagscenten (Venlo), zondagsgeld: zôndaaggeld (Venlo) zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)] III-2-2, III-3-1
zakhorloge horloge: hórloozjə (Venlo), reloozje (Venlo), knol: knol (Venlo), (plat).  knol (Venlo) horloge [SGV (1914)] || uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)] III-1-3