31271 |
zadel |
zadel:
zādǝl (L271p Venlo)
|
Het zadel wordt door de smid gebruikt om ijzer zuiver rond of veelhoekig af te smeden. Het bestaat doorgaans uit twee delen: het onderzadel en het bovenzadel. Het onderzadel is een klein aambeeldje waarvan de baan een half-cilindrische uitholling heeft. Het werktuig wordt met zijn pinvormig uitlopende onderzijde in het aambeeldgat geplaatst. Ook de baan van het bovenzadel is half-cilindrisch uitgehold. Aan dit werktuig is doorgaans een steel bevestigd. Bij het werken met boven- en onderzadel houdt de smid met zijn rechterhand de steel van het bovenzadel vast en met zijn linkerhand de smeedtang met het in het onderzadel rustende werkstuk. De smidsknecht slaat vervolgens met de voorhamer op de bovenzijde van het bovenzadel. Zie ook afb. 32. [N 33, 47; N 33, 51-52]
II-11
|
31786 |
zagen |
zagen:
zāgǝ (L271p Venlo)
|
In het algemeen werken met een zaag. Zie ook het lemma ɛzagerɛ.' [N 50, 88; N 53, 21a; monogr.]
II-12
|
18316 |
zak in de onderrok |
rokkentas:
rokketès (L271p Venlo),
tas:
tes (L271p Venlo),
tès (L271p Venlo)
|
zak in de onderrok [rokketes, moederkenszak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18393 |
zak in kledingstuk |
tas:
tes (L271p Venlo)
|
zak in kledingstuk
III-1-3
|
18526 |
zak met klep |
kleptas:
klep tes (L271p Venlo)
|
een zak met een klep [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18324 |
zak op een schort |
tas:
tes (L271p Venlo),
tès (L271p Venlo)
|
zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18186 |
zakdoek |
snotterlapje:
∂snotterlepke (L271p Venlo),
tassendoek:
∂tessendook (L271p Venlo),
zakdoek:
zaddook (L271p Venlo),
zakdook (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
∂zakdook (L271p Venlo)
|
neusdoek [SGV (1914)] || zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18783 |
zakdoek: pochette |
lefdoekje:
lefdoekje (L271p Venlo)
|
pochette
III-1-3
|
20307 |
zakgeld |
traktement:
traktement (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
zakgeld:
zakgeld (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
zondaggeld:
zôndaaggeld (L271p Venlo),
zondagscenten:
zôndaagscente (L271p Venlo),
zôndaagscenten (L271p Venlo),
zondagsgeld:
zôndaaggeld (L271p Venlo)
|
zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)]
III-2-2, III-3-1
|
18234 |
zakhorloge |
horloge:
hórloozjə (L271p Venlo),
reloozje (L271p Venlo),
knol:
knol (L271p Venlo),
(plat).
knol (L271p Venlo)
|
horloge [SGV (1914)] || uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)]
III-1-3
|