e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duin bult: bölte (Venlo), zandberg: zandberg (Venlo), zándberg (Venlo), zandbult: zandbult (Venlo), zàntbölt (Venlo), zándbölt (Venlo), zandklip: zándklip (Venlo) duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4
duits duits: duitsch (Venlo) Duitsch [SGV (1914)] III-3-1
duitse mis pruise mis: pruusemis (Venlo) Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)] III-3-3
duivel duivel: duuvel (Venlo) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duivenhok duivenklep: doeveklip (Venlo, ... ), duivenslag: dūvǝslāx (Venlo) (duiven)til [SGV (1914)] || Duiventil. || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duif: doef (Venlo, ... ), wijfje: wiefke (Venlo), zij: zie (Venlo), zij-tje: zieke (Venlo) een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)] III-4-1
duizelig dol: dae wuurdt dol (Venlo), dae wuurt dol (Venlo), dae wuurt zoë dól wiè ein kuuke (Venlo), dol (Venlo, ... ), dol wûûrste daovan (Venlo), hae wûûrt dol (Venlo), ik bin dol gewaore van ⁄t rónddreije (Venlo), van det lang rònddreie waer ik dol (Venlo), zôê wûûrsk dol (Venlo), zôê wûûrste dol (Venlo), draaierig: dreierig (Venlo), dreijerig (Venlo), duizelig: dae wuurdt duzelig (Venlo), dae wuurt dûzelig (Venlo), duuzelich zien (Venlo), duuzelig (Venlo), duuzelig waere (Venlo), duuzelig zien (Venlo), duzelig (Venlo, ... ), dūūzelich (Venlo), dūūzelig wûûrste zôê (Venlo), dûzelig (Venlo), hae wûûrt duuzelig (Venlo), ik bin duzelig van dae slaag (Venlo), van dae mep woord ik gans duzelig (Venlo), zôê wuurste dui‧zelig (Venlo), zôê wûûrste duu‧zeleg (Venlo), schwindlig (du.): mich is ut schwindelig (Venlo), schwindelig (Venlo) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || duizelig zijn [DC 60 (1985)] || duizeligheid [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizelig zijn de hemel voor een doedelzak aanhoren: dae huut den hemel veur ennen doedelzak aan (Venlo), rad worden: dae wuurt raad (Venlo) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] III-1-2
duizeling, duizeligheid duizeligheid: duuzeligheid (Venlo, ... ) duizeligheid [DC 60 (1985)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: doezendpoét (Venlo), idiosyncr.  doezendpoët (Venlo) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2