e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duiven ringen ringen: Ik mòt de jòng doe:ve nog ringe.  ringe (Venray) 2. Het aanbrengen van een ring. III-3-2
duivenhok duivenkooi: doēveköj (Venray), duvǝkø̄i̯ (Venray), duivenslag: (doeve) slag (Venray), kooi: de kui (Venray), slag: slax (Venray) (duiven)til [SGV (1914)] || Duiventil. || Hoe heet de woonplaats van de duif? [N 93 (1983)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenhok als een apart gebouw buitenkooi: buute kui (Venray) een duivenhok als een apart gebouw? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenhok op een zolder zolderkooi: zolder kui (Venray) een duivenhok op een zolder? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenklok duivenklok: doeveklok (Venray), klok: klok lichte (Venray) de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)] || de klok van de speler? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenmand draagmand: draagmand (Venray) Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenmelker duivenmelker: doevemelker (Venray) Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)] III-3-2
duivenslag duivenslag: doēveslag (Venray), klep: klep (Venray) de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] || Duivenklep, kooi of hok met sluittralies. III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duif: doef (Venray, ... ), duivin: doēvin (Venray), duivinnetje: duuvinneke (Venray) duivin || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)] III-4-1
duizelig dol: dol (Venray, ... ), dol as `n kuuken (Venray), dol zien (Venray), heej wert dol (Venray), zo dol as en tol (Venray), kuke = kuiken  dol (as en kuke) (Venray), draaierig: draaierig (Venray), draeierig (Venray), duisdig: dūūzdig (Venray), duizelig: duuzelig (Venray, ... ), duuzelig zien (Venray, ... ), duzelig (Venray), heej wert duuzeleg (Venray) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || duizelig zijn [DC 60 (1985)] || duizeligheid [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2