22280 |
duiven ringen |
ringen:
Ik mòt de jòng doe:ve nog ringe.
ringe (L210p Venray)
|
2. Het aanbrengen van een ring.
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duivenkooi:
doēveköj (L210p Venray),
duvǝkø̄i̯ (L210p Venray),
duivenslag:
(doeve) slag (L210p Venray),
kooi:
de kui (L210p Venray),
slag:
slax (L210p Venray)
|
(duiven)til [SGV (1914)] || Duiventil. || Hoe heet de woonplaats van de duif? [N 93 (1983)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
22156 |
duivenhok als een apart gebouw |
buitenkooi:
buute kui (L210p Venray)
|
een duivenhok als een apart gebouw? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22079 |
duivenhok op een zolder |
zolderkooi:
zolder kui (L210p Venray)
|
een duivenhok op een zolder? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21993 |
duivenklok |
duivenklok:
doeveklok (L210p Venray),
klok:
klok lichte (L210p Venray)
|
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)] || de klok van de speler? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22014 |
duivenmand |
draagmand:
draagmand (L210p Venray)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenmelker:
doevemelker (L210p Venray)
|
Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
duivenslag:
doēveslag (L210p Venray),
klep:
klep (L210p Venray)
|
de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] || Duivenklep, kooi of hok met sluittralies.
III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duif:
doef (L210p Venray, ...
L210p Venray),
duivin:
doēvin (L210p Venray),
duivinnetje:
duuvinneke (L210p Venray)
|
duivin || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dol (L210p Venray, ...
L210p Venray),
dol as `n kuuken (L210p Venray),
dol zien (L210p Venray),
heej wert dol (L210p Venray),
zo dol as en tol (L210p Venray),
kuke = kuiken
dol (as en kuke) (L210p Venray),
draaierig:
draaierig (L210p Venray),
draeierig (L210p Venray),
duisdig:
dūūzdig (L210p Venray),
duizelig:
duuzelig (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray),
duuzelig zien (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
duzelig (L210p Venray),
heej wert duuzeleg (L210p Venray)
|
dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || duizelig zijn [DC 60 (1985)] || duizeligheid [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|