22399 |
kien! |
kien:
kien (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
[I]. Uitroep bij het kienspel als men een kaart vol heeft. || Wat roept de speler als hij een rijtje bezet heeft? [katern, hammeke, kien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kiene (L210p Venray),
Er zijn voor getallen bij het kienen bepaalde benamingen, waarvan er hier enkele volgen:
kiene (L210p Venray)
|
Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)] || Kienen, het kienspel spelen.
III-3-2
|
17764 |
kies |
baktand:
baktand (L210p Venray),
baktá:nt (L210p Venray),
kies:
kies (L210p Venray)
|
kies [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20592 |
kieskauwen |
klewsen:
klewse (L210p Venray, ...
L210p Venray),
malen:
male (L210p Venray),
pierken:
piereke (L210p Venray),
pitsen:
pitse (L210p Venray),
tissen:
tisse (L210p Venray)
|
het langdurig kauwen van eten || kieskeurig zijn met eten || met lange tanden eten || overdreven kieskeurig zijn bij het eten || zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20498 |
kieskauwer |
klewser:
klewser (L210p Venray),
kleͅwsər (L210p Venray),
lekmuil:
lekmoel (L210p Venray),
pitser:
pitser (L210p Venray),
tisser:
tesər (L210p Venray),
tisser (L210p Venray),
zatvreter:
zatvraeter (L210p Venray)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)] || persoon die kieskeurig bij het eten is en zogezegd "beter"gewend is en ook nog verkwistend met eten omgaat || persoon die lang op zijn eten blijft kauwen || persoon die lang op zijn/haar eten blijft kauwen || te kieskeurig eter
III-2-3
|
18818 |
kieskeurig |
kommerlijk:
kummelek (L210p Venray),
lastig:
lâstig (L210p Venray)
|
kieskeurig || niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19019 |
kieskeurig persoon |
kniesoor:
knîês oer (L210p Venray)
|
niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17919 |
kietelen |
jeuksen:
jukse (L210p Venray),
kietelen:
kietele (L210p Venray),
kietelle (L210p Venray)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
kieuw (L210p Venray),
kieuwe (L210p Venray),
Veldeke 1979 nr. 1
de kiew (L210p Venray),
WLD
kiew (L210p Venray)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)] || kieuw [SGV (1914)] || kieuwen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21828 |
kieuwen (wbd) |
kwaken:
kwaeke (L210p Venray),
roepen:
roepe (L210p Venray),
rōēpe (L210p Venray)
|
uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|