28481 |
uitkomen van het broed |
doorvreten:
dørvrę̄tǝ (L210p Venray)
|
Het uit de cellen komen van het rijpe broed. Als het broed rijp is, breekt het uit het stadium van pop. De bij wordt geboren als werkbij, koningin of dar. De werkbij komt na 21 dagen, de koningin na 15 à 16 dagen en de dar na 24 dagen te voorschijn. Soms kan er een kleine speling zijn in deze aantallen. De werkbij knaagt bij stukjes en beetjes het celdekseltje weg, de dar scheurt het zegel met de kaken geheel af en de koninginnepop stoot met één kopbeweging de cel, die eerst is rondgesneden, open. [N 63, 23c; Ge 37, 47]
II-6
|
29769 |
uitkruiers |
uitkruiers:
ytkryjǝrs (L210p Venray),
uitsmijters:
ytsmī̄tǝrs (L210p Venray)
|
Arbeiders die de gebakken stenen uit de steenoven naar het tasveld brachten. De in dit lemma opgenomen termen zijn zowel voor de veldoven als voor de ringoven van toepassing. [N 98, 126; N 98, 155; monogr.]
II-8
|
21391 |
uitleggen |
uitduiden:
uutduuje (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
uitleggen:
uutleggen (L210p Venray)
|
duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22773 |
uitmaken wie mag beginnen |
afkampen:
Zie ook: aftraeje.
áfkámpe (L210p Venray),
aftreden:
Om uit te maken, wie er met een spel moet beginnen, wordt er afgetraejd. Met de hele lengte van de schoen, breedte of soms ook alleen de neuspunt, stappen de tegenstanders op elkaar toe. Wie geen ruimte meer kan vinden bij de voet van zn tegenstander, heeft t áftraeje verloren.
áftraeje (L210p Venray),
uitpotten:
Bij dit uutpotte gaat men in een kring staan, inclusief wie het aftellen doet. Bij Pot! wordt het midden van de kring aangewezen. Iedere lettergreep van een woordt telt om éen persoon aan te wijzen. Men gaat net zolang de kring rond, tot het versje uit is. Wie bij het laatste woord aangewezen is, moet de kring verlaten, waarna het aftellen opnieuw begint. Wie als laatste overblijft, moet met het spel dat gespeeld zal worden, gaan beginnen. Aftelversje:
uutpotte (L210p Venray)
|
1. Bepalen wie er mag/moet beginnen met een spel. || Afpassen meet de voet, afmeten. || Aftellen bij het begin van het spel.
III-3-2
|
18311 |
uitneembaar frontje |
befje:
befke (L210p Venray),
lijfje:
lefkə (L210p Venray)
|
frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21452 |
uitnodigen |
noden:
nūūēje (L210p Venray),
nodigen:
nuuëdige (L210p Venray)
|
iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21445 |
uitschelden |
schelden:
schelde (L210p Venray, ...
L210p Venray),
uitjouwen:
uutjouwe (L210p Venray),
uitschelden:
uutschelde (L210p Venray),
uitsliepen:
(bij kinderen).
uutslīēpe (L210p Venray)
|
iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)]
III-3-1
|
25770 |
uitslaan |
uitslaan:
ytslān (L210p Venray)
|
Een onderdeel van een werkstuk in volle grootte op papier uittekenen. Zie ook het lemma "uitslaan" in Wld II.9, pag. 103. [N 64, 91; N 66, 27]
II-11
|
18108 |
uitslag onder de neus |
uitslag:
uutslág oonder de neus (L210p Venray)
|
Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22343 |
uitsliepen |
uitsliepen:
uutsliepe (L210p Venray, ...
L210p Venray),
y(3)̄tslipə (L210p Venray)
|
Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] || uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|