33363 |
vaste voer- en drinkbak |
koebak:
kubák (L210p Venray),
krib:
krep (L210p Venray),
voerbak:
vūrbák (L210p Venray)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
Vasteloavend (L210p Venray),
vastəloͅ:vənt (L210p Venray),
Van oorsprong de laatste avond voor aswoensdag, het begin van de vastentijd.
vastelaovend (L210p Venray)
|
Vastenavend [sic]. || vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vasteldag:
vasseldag (L210p Venray)
|
vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vāṣste (L210p Venray)
|
vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
32342 |
vat, ton |
ton:
ton (L210p Venray)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
21284 |
vechten |
vechten:
vechte (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34266 |
vee |
beesten:
biǝstǝ (L210p Venray),
vee:
vi (L210p Venray),
vii̯ǝ (L210p Venray),
vē (L210p Venray),
vēi̯ (L210p Venray)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34269 |
vee fokken |
fokken:
fǫkǝ (L210p Venray)
|
Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.]
I-11
|
34268 |
vee houden |
houden:
haldǝ (L210p Venray)
|
Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
buizen:
böjze (L210p Venray),
heffen:
Hij is te voel um òp zien werk veul te höffe, már dat ândere höffe duut hij vuis te gaer höffe is hier ook optillen
höffe (L210p Venray),
jeppen:
jɛpə (L210p Venray),
lappen:
leppe (L210p Venray),
zuipen:
zoepe (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
drinken van alkohol in behoorlijke mate || drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || veel drinken || veel en met kleine beetjes drinken || veel sterke drank drinken
III-2-3
|