e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vroegmis eerste mis: dy.rstə mis (Venray), vroegmis: vroegmis (Venray) De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] || vroegmis [RND] III-3-3
vrolijk goede zin: goeie zin hebbe (Venray), uitgelaten: uutgelaote zien (Venray) een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)] || vrolijk zijn aan maaltijden e.d. [doven] [N 85 (1981)] III-1-4
vrouw vrouw: vrou (Venray), vrouw (Venray, ... ), wijf: wie (Venray) vrouw [RND], [RND] || wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)] III-3-1
vrouw in het kaartspel moon: moen (Venray), vrouw: vrouw (Venray) De vrouw (dame) bij het kaartspel. || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - III. Vrouw. [DC 52 (1977)] III-3-2
vrouw, vrouwspersoon vrouw: vrouw (Venray, ... ), vrow (Venray), vrouwlie: vrow-lie(den)  vrollie (Venray), vrouwmens: vrowmeens (Venray), vrouwvolk: vrowvolk (Venray), wijf: wief (Venray), geringschattend  wief (Venray), wijfje: wiēfke (Venray) vrouw || vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)] || vrouw; koosnaam || vrouwen || vrouwen (mv.) || vrouwspersoon III-2-2
vrouwelijk geslachtsdeel fluit: Gemeen  fluit (Venray), kut: Gewoon  kut (Venray), pruim: Schertsend  proem (Venray), snee: Schertsend  snee (Venray) [N 10c (1995)] III-1-1
vrouwelijk kalf vaars: vas (Venray) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk lam germ: gē̜rm (Venray) [L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.] I-12
vrouwelijk ree geit: gééət (Venray) Ree, wijfjesree [N 94 (1983)] III-4-2
vrouwelijk schaap in het algemeen germ: gɛrm (Venray), ooi: ōi̯ (Venray), ou: ou̯ (Venray) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12