23276 |
vroegmis |
eerste mis:
dy.rstə mis (L210p Venray),
vroegmis:
vroegmis (L210p Venray)
|
De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] || vroegmis [RND]
III-3-3
|
19342 |
vrolijk |
goede zin:
goeie zin hebbe (L210p Venray),
uitgelaten:
uutgelaote zien (L210p Venray)
|
een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)] || vrolijk zijn aan maaltijden e.d. [doven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vrou (L210p Venray),
vrouw (L210p Venray, ...
L210p Venray),
wijf:
wie (L210p Venray)
|
vrouw [RND], [RND] || wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)]
III-3-1
|
22856 |
vrouw in het kaartspel |
moon:
moen (L210p Venray),
vrouw:
vrouw (L210p Venray)
|
De vrouw (dame) bij het kaartspel. || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - III. Vrouw. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
20155 |
vrouw, vrouwspersoon |
vrouw:
vrouw (L210p Venray, ...
L210p Venray),
vrow (L210p Venray),
vrouwlie:
vrow-lie(den)
vrollie (L210p Venray),
vrouwmens:
vrowmeens (L210p Venray),
vrouwvolk:
vrowvolk (L210p Venray),
wijf:
wief (L210p Venray),
geringschattend
wief (L210p Venray),
wijfje:
wiēfke (L210p Venray)
|
vrouw || vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)] || vrouw; koosnaam || vrouwen || vrouwen (mv.) || vrouwspersoon
III-2-2
|
17714 |
vrouwelijk geslachtsdeel |
fluit:
Gemeen
fluit (L210p Venray),
kut:
Gewoon
kut (L210p Venray),
pruim:
Schertsend
proem (L210p Venray),
snee:
Schertsend
snee (L210p Venray)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
vaars:
vas (L210p Venray)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34396 |
vrouwelijk lam |
germ:
gē̜rm (L210p Venray)
|
[L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.]
I-12
|
24368 |
vrouwelijk ree |
geit:
gééət (L210p Venray)
|
Ree, wijfjesree [N 94 (1983)]
III-4-2
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
germ:
gɛrm (L210p Venray),
ooi:
ōi̯ (L210p Venray),
ou:
ou̯ (L210p Venray)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|