33479 |
witte aalbes |
witte miemer:
witte miemer (L210p Venray),
witte miemerberen:
mv: -e
witte miemerbè:re* (L210p Venray),
witte miemeren:
witte miemere (L210p Venray),
mv: -e
witte miemere (L210p Venray)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
hangop:
hángòp (L210p Venray)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
toer:
toer (L210p Venray)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (L210p Venray),
wit moes:
wit moes (L210p Venray),
witte kappes:
witte kappes (L210p Venray),
wittekáppes (L210p Venray)
|
[N Q (1966)]witte kool || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikstart (L210p Venray),
kwikstárt (L210p Venray),
ploegdrijvertje:
ploegdrīēvĕrke (L210p Venray),
ploeglopertje:
ploegluūwpĕrke (L210p Venray),
wit ploegmannetje:
witte ploegmenneke (L210p Venray)
|
kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33913 |
witte vlekken |
wild gewas:
welt gewas (L210p Venray)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|
20620 |
wittebrood |
koopweg:
koeëpweg (L210p Venray),
mik:
Dikke mik zien: voor elkaar zijn Ge kent n gaet án uure sik. Ennen bekker ánziene mik. Ennen bo‰r án de stroont en ennen áffekaot án de moond
mik (L210p Venray),
stoet:
stoet (L210p Venray),
weg:
wèg (L210p Venray),
Ge kunt mit n wegske ovver n weegske loeëpe, már aeverzógo‰d mit wegge ovver weeg: je kunt met een broodje over een weggetje lopen, maar evenzogoed met broden over wegen As ge broeëd het, mótte örges ânders genne weg gón zËke: als je het goed hebt moet je niet iets anders gaan zoeken
weg (L210p Venray)
|
(witte)brood || eigengebakken wit brood zonder vorm || witte brood gekocht bij de bakker || wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
30709 |
witten |
kalken:
kãlkǝ (L210p Venray)
|
Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.]
II-9
|
18867 |
woede |
beestig:
bīēstig (L210p Venray),
gift:
gif (L210p Venray),
giftig:
giftig (L210p Venray),
razend:
raozend (L210p Venray)
|
hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] || razend, woedend
III-1-4
|
21873 |
woeker |
woeker:
woeker (L210p Venray)
|
onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)]
III-3-1
|