e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 1439
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lucifer priempje: prumkəs (Veulen), strijker: strieker (Veulen), strijkhoutje: striekhäöltje (Veulen), zwavelenstekje: zwaevelestekske (Veulen) lucifer [ZND B1 (1940sq)] || luciferhoutje III-2-1
lui vuil: voel (Veulen), werkschouw: waerkschòw (Veulen) lui || werkschuw, lui III-1-4
luiden luiden: løͅjə (Veulen) Luiden. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
luier kinderdoek: keͅŋərdŭk (Veulen) luiers (kinderdoeken) [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
luieren lapzwansen: lápswánze (Veulen) niets doen, de nietsnut uithangen III-1-4
luiermand kindjeskorf: kīntjǝskø̜rǝf (Veulen), kindjesmand: kīntjǝsmant (Veulen) Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.] II-12
luilak vuilerd: voelerd (Veulen) luilak, nietsnut III-1-4
maaien maaien: mē̜i̯ǝ (Veulen) Vóór het verschijnen van de maaimachines werd het gras in het algemeen met de zeis gemaaid; de lemma''s van deze paragraaf hebben dan ook alleen op het maaien met de zeis betrekking. Aan het slot van de paragraaf over de zeis komt de grasmaaimachine zelf nog ter sprake. Hieronder zijn opgenomen de algemene benamingen voor het maaien: het afsnijden van het gras, het koren of een ander gewas met de zeis. In dit lemma en in de klankkaart wordt het woord maaien zèlf gedocumenteerd; in het volgende lemma, ''gras (af)maaien'', worden dan de specifieke of afwijkende woorden en woordvormen met betrekking tot het gras opgenomen. Zo zullen in de aflevering over de Akkerbouw de specifieke woorden voor het maaien van het graan en de andere gewassen worden gegeven. In de klankkaart is de klankkleur en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur staan steeds de varianten met j-klank vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 11, add.; N 14, 86 add.; N 18, 67 add.; JG 1a, 1b; A 2, 70; A 3, 38, 40d; A 23, 16; L A2, 325, 483; L 4, 38; L 35, 85; L 39, 41; R 1; RND 122; S 22 add.; Wi 40; Lu 2, 34 II; monogr.] I-3
maaipad voor de machine baan: báu̯ǝn (Veulen) Het pad dat men met de zicht of met de zeis aanmaait op een veld dat men verder met de machine maait. Hier de zelfstandige naamwoorden. [N 15, 25b; JG 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 24; monogr.] I-4
maaltijd knap: knap (Veulen), s-zondagseten: sòndágsaete (Veulen) lekker en uitgebreid eten || maaltijd III-2-3