e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knielbankje kniebankje: knèèbenkske (Vijlen) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielen knien: [vgl. Du. knien knielen.]  knijje (Vijlen) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
knielkussen kniekussen: knèèkusse (Vijlen) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knijpen knijpen: kniepe (Vijlen, ... ), pitsen: pitsj-sje (Vijlen) knellen [SGV (1914)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikker huif: huuf (Vijlen) knikker [SGV (1914)] III-3-2
knikkerkuiltje kuiltje: kuultje (Vijlen) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] III-3-2
knipogen met de ogen knippen: mit de ooge knippe (Vijlen), oogpitsen: [*mv, vgl. RND ogen]  ow pitsje (Vijlen) knipogen [SGV (1914)] || Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1
knoeien strooien: sjtrui-e (Vijlen) morsen [SGV (1914)] III-2-3
knoeien, morsen, bevuilen strooien: sjtrui-e (Vijlen) morsen [SGV (1914)] III-4-4
knoest knoebel: WLD  knoebel (Vijlen) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] III-4-3