17870 |
slaan |
houwen:
hoouw dich um gen oewere (Q208p Vijlen),
how dich um `n oere (Q208p Vijlen),
howwe (Q208p Vijlen),
slaan:
sjloa (Q208p Vijlen),
sjloae (Q208p Vijlen),
sjlowe (Q208p Vijlen)
|
ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
17744 |
slaap |
slaap:
schloappe (Q208p Vijlen)
|
Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24818 |
slaapbol |
klaproos:
klaproewes (Q208p Vijlen)
|
Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
25342 |
slachten |
geslacht:
gǝšlaxt (Q208p Vijlen),
slachten:
šlaxtǝ (Q208p Vijlen)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17871 |
slag |
slag:
schlaag (Q208p Vijlen),
sjlaag (Q208p Vijlen)
|
slag, klap, stomp [SGV (1914)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33728 |
slagboom |
boom:
boom (Q208p Vijlen)
|
Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.]
I-8
|
24375 |
slak |
karakol:
karrekol (Q208p Vijlen),
slak:
sjlek (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen,
Q208p Vijlen)
|
slak [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuisje:
sjlekkehuuske (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen)
|
slakkenhuis [DC 17 (1949)] || slakkenhuisje [SGV (1914)]
III-4-2
|
24378 |
slang |
slang:
WLD
schlang (Q208p Vijlen)
|
Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24749 |
slangewortel |
slangewotsel:
sjlange wòtsel (Q208p Vijlen),
(bij afbeelding 32)
sjlange wotzel (Q208p Vijlen)
|
Slangewortel (calla palustris een 15 tot 30 cm hoge plant. De bladeren zijn hartvormig; de bloemen groeien in een kolf, de plant is tweeslachtig, omgeven door een schutblad; de rode bessen van de plant zijn giftig. Bloeitijd in mei en juni (kalle, arons [N 92 (1982)]
III-4-3
|