| 22841 |
spel (alg.) |
spel:
sjpil (Q208p Vijlen)
|
spel [SGV (1914)]
III-3-2
|
| 28970 |
spelden |
spangen:
špaŋǝ (Q208p Vijlen)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
| 22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
sjpie-ele (Q208p Vijlen),
sjpèle (Q208p Vijlen)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] || spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
| 33513 |
sperziebonen |
breekbonen:
WLD
breekbonne (Q208p Vijlen)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 20535 |
spetteren |
spritsen:
chprietze (Q208p Vijlen)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 19804 |
spiegel |
spiegel:
sjpegel (Q208p Vijlen)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 21430 |
spieken |
spieken:
sjpieke (Q208p Vijlen)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
| 21373 |
spijbelen |
langs lopen:
lans lope (Q208p Vijlen)
|
wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)]
III-3-1
|
| 24379 |
spin |
spin:
sjpin (Q208p Vijlen)
|
spin [SGV (1914)]
III-4-2
|
| 20121 |
spinnen |
spinnen:
špenǝ (Q208p Vijlen),
sponnen:
sjponne (Q208p Vijlen)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || spinnen
II-7, III-2-1
|