e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vliermaal

Overzicht

Gevonden: 2122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zool van een schoen zool: zaal (Vliermaal) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolbeslag lap: lap (Vliermaal) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoon zoon: zóón (Vliermaal) zoon [ZND 11 (1925)] III-2-2
zuinig spaarzaam: hēͅ ies zŭ spoairzām (Vliermaal) Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)] III-3-1
zuiveren haar zuiveren: hør zø̄vǝrǝ (Vliermaal) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zult, preskop gerolde kop: geperste hoofdkaas  gəroͅldə koͅp (Vliermaal) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zure oprisping zuur: het zoer in de mond krège (Vliermaal) Oprisping hebben, gepaard gaande met een zure smaak in de mond. [N 109 (2001)] III-1-2
zuring, groente sulker: sø.ləkər (Vliermaal), surkel: sø.rəkəl (Vliermaal) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)] I-7
zuster zuster: zoeister (Vliermaal), zöjstər (Vliermaal), zøͅu̯stər (Vliermaal), zøͅystər (Vliermaal) zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || Zuster. [ZND 11 (1925)] III-2-2, III-3-3
zuur oprispen het zuur krijgen: het zoer in de mond krège (Vliermaal) Oprisping hebben, gepaard gaande met een zure smaak in de mond. [N 109 (2001)] III-1-2