id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23199 | beloken pasen | beloken pasen: bloikĕ possĕn (Vliermaalroot) | Beloken Pasen (zondag na Pasen). [ZND 17 (1935)] III-3-3 |
32572 | bemesten | mesten: męi̯.sǝn (Vliermaalroot) | De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1 |
24916 | bergx | bergen (mv.): mv.! bérrəchq (Vliermaalroot) | berg (bergen) [RND] III-4-4 |
26051 | berrie | be(e)r: bęr (Vliermaalroot [(ook bij clitchèt)] ), (mv) bęrǝ (Vliermaalroot), berrie: bęr (Vliermaalroot) | Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] || Het uit twee balkjes bestaande toestel op de steenkuip waarop of waartussen het kaar rust. Zie ook afb. 82. [N O, 19h; A 42A, 38; Vds 147; Jan 154; Coe 135; Grof 156; N D, 33 add.] I-13, II-3 |
20522 | beschimmeld | versmotst: vǝrsmojtst (Vliermaalroot) | Beschimmeld, gezegd van meel. [Vds 162; Grof 180] II-3 |
20790 | beschuit | beschuit: 1a-m mesjuut (Vliermaalroot), messuut (Vliermaalroot) | beschuit [ZND 21 (1936)] III-2-3 |
24561 | beuk | beuk: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk beuk (Vliermaalroot), beukenboom: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk bukeboom (Vliermaalroot) | beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] III-4-3 |
20786 | beurs, overrijp | rijp: reijp (Vliermaalroot), roip (Vliermaalroot) | beurs [ZND 01 (1922)] III-2-3 |
34498 | bevruchten | treden: triɛn (Vliermaalroot) | Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12 |
18839 | bezadigd | kalm: ook materiaal znd 21, 18 kalme (Vliermaalroot), stil: ook materiaal znd 21, 18 stille (Vliermaalroot) | bezadigd [ZND 01 (1922)] III-1-4 |