18218 |
ophanger |
lits:
lits (Q171p Vlijtingen)
|
Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
19293 |
ophitsen |
ophitsen:
Note v.d. invuller: hissen zegt men als men honden ophitst.
ophitsə (Q171p Vlijtingen),
opstoken:
opstwokkə (Q171p Vlijtingen)
|
een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22016 |
opleren |
opleren:
oplere (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: jonge duiven (een paar kilometer van het hok) wegbrengen, om ze te leren [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18811 |
opletten |
oppassen:
oppasse (Q171p Vlijtingen),
vaardig zijn:
(= gereed om te handelen).
ich bin vjaddəg (Q171p Vlijtingen)
|
aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21275 |
opmaken |
opmaken:
gae.lt upmo.kə (Q171p Vlijtingen),
opməkə (Q171p Vlijtingen)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
32928 |
opper |
hoop:
(mv)
hē.p (Q171p Vlijtingen),
mijt:
mē.t (Q171p Vlijtingen)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
19321 |
opscheppen |
stoefen:
stuuffə (Q171p Vlijtingen, ...
Q171p Vlijtingen)
|
zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opsjuivə (Q171p Vlijtingen)
|
Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33078 |
opsteken van de schoven |
steken:
stē̜.kǝ (Q171p Vlijtingen)
|
Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
17900 |
optillen |
heffen:
in kaartspel
hifə (Q171p Vlijtingen),
opheffen:
opheuffen (Q171p Vlijtingen),
oplichten:
oplichtə (Q171p Vlijtingen),
opliXtə (Q171p Vlijtingen)
|
(Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || optillen [RND]
III-1-2
|