21894 |
bedelaarsvrouw |
bedelwijf:
beidelwief (L386p Vlodrop)
|
een schooiersvrouw [trut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21546 |
bedelen |
bedelen:
beidelle (L386p Vlodrop)
|
aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24085 |
bedelmonnik |
bedelspater:
bedeelspater (L386p Vlodrop),
korenpater:
kaorepater (L386p Vlodrop)
|
Een bedelmonnik [sopbroêder]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24087 |
bedelpater |
bedelspater:
beddelspater (L386p Vlodrop)
|
Een pater van een van de bedelorden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23197 |
bedevaart |
bedeweg:
bae-waig (L386p Vlodrop)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
24054 |
bediend worden |
bediend worden:
bedind waere (L386p Vlodrop)
|
Bediend worden, berecht worden, de laatste sacramenten ontvan-gen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
bedeene (L386p Vlodrop),
bedeenne (L386p Vlodrop)
|
de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] || Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
19213 |
bedorven (persoon) |
verwend:
mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.
verwind (L386p Vlodrop)
|
met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18965 |
bedriegen |
(een) loer draaien:
loer drejje (L386p Vlodrop),
flikflooien:
flikflooje (L386p Vlodrop)
|
iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
stiekeme, een -:
sjtiekemme (L386p Vlodrop)
|
iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|