e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vlodrop

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lastigvallen storen: sjteurre (Vlodrop) iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-3-1
laten uitvliegen add. fladderen: fladderre (Vlodrop) Hoe zegt men: de duiven eens laten uitvliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
laten wijden aten zengeren: rozekrans laote zaengere (Vlodrop), de auto laten wijden: den auto laote wieje (Vlodrop), de auto laten zengeren: den auto laote zaengere (Vlodrop), huis laten inzengeren: hoes in laote zaengere (Vlodrop), laten wijden: kerts laote wieje (Vlodrop), rozekrans laote wieje (Vlodrop), laten zengeren: kerts laote zaengere (Vlodrop), veld laten zengeren: veld laote zaengere (Vlodrop) Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)] III-3-3
lauw weer lauw (weer): lauw (Vlodrop), lui (weer): luij (Vlodrop) loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)] III-4-4
lawaai, herrie lawaai: lawijj (Vlodrop), leven: lijve (Vlodrop) een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] || lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)] III-4-4
ledikant bed: bid (Vlodrop) Verplaatsbaar bed (i.p.v. een bedstee) (bed, krib, ledikant) [N 79 (1979)] III-2-1
lee, maat van 200 m2 twee aar: twee aar (Vlodrop) de maat die een oppervlakte aangeeft van 200 vierkante meter [lee] [N 91 (1982)] III-4-4
leefnet net: net (Vlodrop) Het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar]. [N 88 (1982)] III-3-2
leeg, gezegd van een noot doof: ideosyncr.  dauf (Vlodrop, ... ) leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
leeg, niets bevattend leeg: leige (Vlodrop), lèèg (Vlodrop), verlaten (ruimte): verloate (Vlodrop) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] || niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] || waar niemand aanwezig is, leeg [wepel, verlaten] [N 91 (1982)] III-4-4