id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34446 | mannelijke geit | bok: bok (Vlodrop), buq (Vlodrop) | [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12 |
24439 | mannelijke haas | remmel: remmel (Vlodrop) | Haas, mannetjeshaas [N 94 (1983)] III-4-2 |
19960 | mannelijke hond, reu | rammel: remmel (Vlodrop), ideosyncr. remmel (Vlodrop) | Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)] III-2-1 |
24207 | mannelijke merel | mannetje: manke (Vlodrop), merling: märling (Vlodrop) | een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] III-4-1 |
24454 | mannelijke vis | vis: ideosyncr. vusj (Vlodrop) | Hoe noemt u een mannelijke vis (hommer, hom, homvis, milter) [N 83 (1981)] III-4-2 |
23364 | mannenkant | mansluikant: mansluujkant (Vlodrop), mansluizijde: mansluujziej (Vlodrop) | De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
18673 | mannenkleren | mansluikleren: manslu-klijjer (Vlodrop) | mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18703 | mantelpak | mantelpak: mantelpak (Vlodrop) | mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3 |
23428 | maria-altaar | onze-lieve-vrouwaltaartje: s levevrouw altäörke (Vlodrop) | Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
23396 | mariabeeld | mariabeeld: mariabild (Vlodrop), mariabeeldje: mariabildsje (Vlodrop), onzelievevrouw: s livvevrouw (Vlodrop) | Een beeld van Maria met of zonder het kind Jezus op de arm. [N 96B (1989)] || Een beeld van Maria, de moeder van Jezus [Moeder Gods, Moeder Godes, Lievevrouwenbeeld, Mariabeeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |