| 21357 |
bekvechten |
bekvechten:
bekvechte (L386p Vlodrop),
muilen:
moele (L386p Vlodrop)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] || ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 25075 |
belangrijk, van belang |
groots:
groots (L386p Vlodrop)
|
van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 21715 |
belasting |
cijns (<lat.):
sienze (L386p Vlodrop)
|
de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 21716 |
belastingbiljet |
belastingbrief:
belastingbreef (L386p Vlodrop)
|
het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 21600 |
belofte niet houden |
liegen:
leege (L386p Vlodrop)
|
een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 21464 |
beloven |
beloven:
belaove (L386p Vlodrop)
|
beloven [gelaove, belaove] [N 96D (1989)]
III-3-1
|
| 21190 |
bemanning |
bemonstering:
bemonstering (L386p Vlodrop)
|
de bemanning van een schip [bemanning, équipage] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 25103 |
benauwd en vochtig weer |
hitsig (weer):
hitsigh (L386p Vlodrop),
moddelweer:
moddelwaer (L386p Vlodrop),
motswarm:
motsjwerm (L386p Vlodrop)
|
drukkend warm, gezegd van het weer [zwoel, mof, zoel, flauw, smoel] [N 81 (1980)] || warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 17672 |
benen (spotnamen) |
palen:
i.e. dikke benen.
päöl (L386p Vlodrop)
|
benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17860 |
bengelen |
schokkelen:
sjoekelle (L386p Vlodrop)
|
Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|